De Amerikaanse luchtmacht heeft de levering van de eerste nieuwe Air Force One met een jaar uitgesteld. Het presidentiële vliegtuig wordt nu pas medio 2028 verwacht, wat het voor Boeing nagenoeg onmogelijk maakt om aan president Donald Trumps wens te voldoen: nog tijdens zijn termijn in het nieuwe toestel vliegen.
De vertraging is het resultaat van aanhoudende problemen bij de vliegtuigbouwer. Het project loopt nu al vier jaar achter op het oorspronkelijke schema. Boeing gaf eerder dit jaar nog aan dat levering in 2027 mogelijk zou zijn, maar die planning blijkt niet haalbaar.
Kosten lopen verder op
De financiële gevolgen zijn aanzienlijk. De kosten voor de bouw van de twee nieuwe 747-8-vliegtuigen zijn inmiddels opgelopen tot meer dan 5 miljard dollar. Dat is ruim 1 miljard dollar meer dan de oorspronkelijke contractwaarde van 3,9 miljard dollar die Boeing in 2018 ontving.
De luchtmacht omschrijft de aangepaste planning als «het resultaat van voortdurende gesprekken tussen Boeing en de luchtmacht». Trump liet zich eerder gefrustreerd uit over de voortgang. «Ze kunnen dat verdomde ding maar niet afmaken», klaagde de president.
Complexe ombouw
De twee 747-8-toestellen moeten worden omgebouwd tot gespecialiseerde presidentiële vliegtuigen met geavanceerde communicatie- en defensiesystemen. Het werk ondervond vertraging door personeelstekorten en problemen met de levering van interieurdelen.
Trump bestelde de twee vliegtuigen tijdens zijn eerste termijn als president. De huidige Air Force One dateert uit 1990 en wordt al decennialang gebruikt voor presidentiële reizen.
Let op: Dit artikel is gemaakt met Kunstmatige Intelligentie (AI).
